Dat was bijvoorbeeld het geval voor De Bennekel (Eindhoven) en in relatie tot de gezamenlijke Haagse en de gezamenlijke Rotterdamse aandachtswijken. De achtergrond van deze ontwikkelingen bleek in alle gevallen vooral te herleiden tot de bevolkingsdimensie: de mensen die als gevolg van herstructurering verhuizen, nemen de problemen ‘met zich mee’ naar de nieuwe buurt. Een verplaatsing van veiligheidsproblemen is niet of nauwelijks gevonden. In andere gevallen (Bijlmer, Hatert, Poelenburg) bleek er meer sprake van autonome ontwikkelingen en kon de negatieve ontwikkeling in de zoekgebieden onvoldoende worden herleid tot het beleid in de aandachtswijken. Daarmee is vastgesteld dat niet in alle gevallen waarbij de generieke analyses aanleiding gaven om een waterbedeffect te vermoeden, dit ook daadwerkelijk zo was. Dat onderschrijſt de constatering dat waterbedeffecten wel voorkomen, maar dat het geen algemeen verschijnsel is. Het scheiden van negatieve ontwikkelingen als gevolg van beleid en als gevolg van autonome ontwikkelingen is in de praktijk overigens niet altijd even goed mogelijk. Op zichzelf is dat ook niet erg, want de constatering dat bepaalde gebieden onderhevig zijn aan invloed van de aandachtswijken is al voldoende reden om de ontwikkelingen in die ‘ontvangstgebieden’ met meer belangstelling te volgen. 6 Waterbedeffecten van het wijkenbeleid Waterbedeffecten van het wijkenbeleid Pagina 7
Pagina 9Heeft u een nieuwsbrief, virtual paper of internet tijdschriften? Gebruik Online Touch: onderzoeksrapport digitaal publiceren.
Waterbedeffecten van het wijkenbeleid - 2008-2010 (eerste herhalingsmeting) Lees publicatie 2Home