dachtswijken en naar specifieke gebiedjes binnen de kwetsbare delen van de stad. Uit de analyses komt naar voren dat dit in het geval van Eindhoven, Nijmegen, Schiedam, Dordrecht, Enschede, Groningen, Heerlen en Zaanstad niet kan worden uitgesloten. Ontwikkelingen in de regio Bij de ontwikkelingen elders in de regio valt op dat er een (zeer beperkte) negatieve samenhang is tussen de ontwikkeling van de leefbaarheid in de aandachtswijk(en) en die in de kwetsbare delen in de regio. Aangezien die negatieve samenhang zeer klein is en bijna alle zoekgebieden in de zestien onderzochte regio’s gemiddeld gesproken een positieve leefbaarheidsontwikkeling hebben doorgemaakt, is er geen reden om dit als een systematisch waterbedeffect vanuit de aandachtswijken naar de kwetsbare delen van de gemeenten in de desbetreffende regio’s te kwalificeren. In de gevallen van Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam, Enschede en Nijmegen kan echter niet worden uitgesloten dat een waterbedeffect heeſt bijgedragen aan de neergaande ontwikkeling in bepaalde kwetsbare gebieden in de regio. Conclusie De generieke analyses geven aan dat er in de drie type zoekgebieden geen systematische waterbedeffecten vanuit de aandachtswijken zijn geweest. Wel zijn er voor verschillende specifieke aandachtswijken aanwijzingen gevonden dat een waterbedeffect kan hebben bijgedragen aan de relatieve verslechtering van de leefbaarheid in delen van de omgeving. Hiervoor werden in de huidige onderzoeksperiode in ongeveer even veel wijken indicaties gevonden als tijdens de nulmeting die over 2006-2008 is uitgevoerd, zodat de conclusie is dat het specifieke wijkenbeleid – dat in 2007/2008 van start is gegaan – niet heeſt geleid tot een toename van waterbedeffecten. V Resultaten van de casestudies De uitkomsten van de generieke analyses die hiervoor zijn beschreven, bieden op zichzelf geen sluitend bewijs voor het bestaan van waterbedeffecten. Het gaat om indicaties, maar de oorzakelijke verbondenheid van de ontwikkelingen in de verschillende gebieden is onzeker. Om dat scherper te kunnen stellen, zijn zes cases nader geanalyseerd, waarbij in het bijzonder verhuisstromen tussen de verschillende gebieden in kaart zijn gebracht. De onderzochte cases zijn: De Bijlmer (Amsterdam), De Bennekel (Eindhoven), Hatert (Nijmegen), Poelenburg (Zaanstad), de vier Haagse aandachtswijken gezamenlijk en de zeven Rotterdamse aandachtswijken als totaal. In bijna alle onderzochte cases zijn in de omgeving van de aandachtswijken gebiedjes gevonden waar een relatief neergaande leefbaarheid is samengegaan met een substantiële instroom vanuit de aandachtswijk(en). Het aantal en de omvang van dit soort gebiedjes hangt in sterke mate af van de omvang van de aandachtswijk(en) en de omvang van de sloop in de aandachtswijk(en). Poelenburg en Hatert zijn bijvoorbeeld kleine wijken waar in de onderzochte periode niet of nauwelijks woningen zijn gesloopt. De invloed die deze aandachtswijken op de omgeving hebben gehad is beperkt gebleven. Daarentegen zijn de Rotterdamse en Haagse aandachtswijken in totaliteit zeer omvangrijk en zijn er in absolute aantallen ook veel woningen gesloopt. Deze sloop heeſt een omvangrijke uitstroom met zich meegebracht. In verschillende gebieden heeſt dat tot een geconcentreerde instroom geleid die heeſt bijgedragen aan een relatief ongunstige ontwikkeling van de leefbaarheid. Veel van de door herstructurering verhuizende huishoudens blijven binnen de aandachtswijken. Daarmee verplaatsen eventuele problemen die samenhangen met de concentratie van kansarme groepen zich vooral binnen of tussen de aandachtswijken. Waar er een verplaatsing is naar buiten de aandachtswijken, gaat het in veel gevallen om de lokaal al wat bekendere gebieden met een kwetsbare woningvoorraad van veelal goedkope portiek- of galerijflats. Veiligheid Aanwijzingen dat er gebieden in de omgeving van de aandachtswijken last hebben gehad van verplaatsende veiligheidsproblemen zijn niet gevonden. De generieke analyses hebben slechts een beperkt aantal aandachtswijken aangewezen waar dit mogelijk aan de hand zou kunnen zijn. Eén daarvan (Den Haag Zuidwest) is in de cases nader onderzocht. Ook in de andere vijf cases is gekeken of er sprake is geweest van verplaatsing van veiligheidsproblemen. Daarvoor is echter geen bewijs gevonden. Alleen binnen de Haagse aandachtswijken is er volgens lokale informanten sprake geweest van een verplaatsing van de veiligheidsproblemen van de Stationsbuurt naar de Schilderswijk. De vraag is of een verplaatsende veiligheidsproblematiek niet voorkomt, of dat het niet is ontdekt. De afhankelijkheid van kwalitatieve informatie om verplaatsende veiligheidsproblemen te kunnen duiden is groot. Er kunnen constateringen gedaan worden of ergens de veiligheidssituatie verbetert en elders verslechtert, maar of die twee ontwikkelingen met elkaar verband houden is moeilijk te achterhalen. Bijkomende moeilijkheid is dat veiligheidsproblematiek zich erg snel kan verplaatsen. De ene week kan de drugs- of jongerenoverlast een bepaald plein teisteren, de volgende week kan dat weer heel ergens anders zijn geweest. Zeker als de politie-inzet of het toezicht dit soort problematiek dicht op de huid zit, kan dat gebeuren. Daarnaast is de veiligheidsproblematiek in sommige gevallen moeilijk te ontrafelen, zeker als de problematiek groot is en een omvangrijk gebied betreſt. Conclusie De cases laten zien dat in de aandachtswijken waar in absolute zin veel woningen gesloopt worden, er ook veel verhuisstromen op gang komen. In die gevallen hebben wat meer én grotere gebieden in de omgeving te maken met een relatief omvangrijke instroom vanuit de aandachtswijken hoewel de meeste verhuizingen binnen de aandachtswijken zelf plaatsvinden. Gegeven de schaal van de aandachtswijken in de regio Rotterdam en Den Haag is het ook vrijwel onvermijdelijk dat de ingrepen in de aandachtswijken van invloed zijn op ontwikkelingen in de omgeving. Wijken waar in deze periode het aanpakken van de sociale problematiek centraal heeſt gestaan, hebben een kleinere uitstroom en dus een beperkte invloed op de omgeving. In een aantal cases kon de instroom van lagere inkomensgroepen direct worden gerelateerd aan het beleid in de aandachtswijk. Conclusie en samenvatting Waterbedeffecten van het wijkenbeleid 5 Pagina 6

Pagina 8

Scoor meer met een web winkel in uw maandbladen. Velen gingen u voor en publiceerden spaarprogramma online.

Waterbedeffecten van het wijkenbeleid - 2008-2010 (eerste herhalingsmeting) Lees publicatie 2Home


You need flash player to view this online publication