Ten slotte bleek dat in Poelenburg (Zaandam) en Hatert (Nijmegen) zowel de leefbaarheidsontwikkelingen in het zoekgebied, als de verhuisbewegingen aanleiding geven om nader te kijken of er waterbedeffecten zijn. In Poelenburg bleek met name het aanliggend gebied – en enigszins de rest van de stad – mogelijk last te hebben gehad van een waterbedeffect. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden dat van Poelenburg naar het aanliggend gebied verhuist is bleek ook relatief omvangrijk te zijn. In Hatert gaat het voornamelijk om het zoekgebied rest van de stad. De verhuizende niet-werkende werkzoekenden bleken ook voornamelijk in de rest van de stad een nieuwe woning te vinden. De vier geselecteerde individuele aandachtswijken (Bijlmer, Bennekel, Hatert en Poelenburg) hebben alle vier een negatieve leefbaarheidsontwikkeling doorgemaakt. In eerste instantie worden waterbedeffecten voornamelijk verwacht vanuit aandachtswijken die een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt. Maar de beschrijving in hoofdstuk (paragraaf 2.5) heeſt laten zien dat ook vanuit aandachtswijken met een negatieve leefbaarheidsontwikkeling waterbedeffecten kunnen optreden. Daarnaast zijn Den Haag en Rotterdam als case geselecteerd. De aandachtswijken in deze steden hebben gemiddeld genomen een positieve leefbaarheidsontwikkeling doorgemaakt. Er zijn dus zowel aandachtswijken met een negatieve, als met een positieve leefbaarheidsontwikkeling geselecteerd. Er zijn dus wijken met een verschillende ontwikkeling geselecteerd, waardoor ook duidelijk wordt hoe de ontwikkeling in de aandachtswijken samenhangt met het vóórkomen van waterbedeffecten. De analyses in de vorige hoofdstukken hebben in slechts een beperkt aantal gevallen indicaties opgeleverd van waterbedeffecten op het gebied van de veiligheid. Op het eerste gezicht lijken geen van deze gevallen opgenomen te zijn als case in dit hoofdstuk. Maar Den Haag Zuidwest is wel opgenomen als onderdeel van de case Den Haag. Vanuit deze wijk zijn aanwijzingen gevonden voor verplaatsende veiligheidsproblemen naar de aanliggende buurten. 4.2 Aanpak Er zijn zes (groepen) van aandachtswijken geselecteerd. Deze (groepen van) aandachtswijken worden in het vervolg van dit hoofdstuk apart geanalyseerd op het vóórkomen van waterbedeffecten. De aanpak voor de analyses van deze aandachtswijken is in de zes paragrafen grotendeels gelijk. Deze wordt hieronder beschreven. Typering van de aandachtswijk: uitgangspositie en beleid Bij de casestudies wordt begonnen met een korte beschrijving van de wijk en wordt een beeld geschetst van het in de wijk gevoerde beleid. Daarbij wordt voornamelijk ingegaan op het beleid zoals in de wijkactieplannen beschreven, maar ook op ander belanghebbend beleid dat al eerder was ingezet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds beleid gericht op de fysieke leefomgeving en anderzijds beleid gericht op de thema’s sociaal, veiligheid en economie. Ontwikkelingen in de aandachtswijk De tweede stap in de analyses is een schets van de ontwikkelingen in de aandachtswijken. Daarbij wordt aangesloten op de dimensies en indicatoren uit de Leefbaarometer, en dan met name op (indicatoren uit) de dimensies bevolkingssamenstelling en veiligheid. Als er waterbed effecten zijn voorgekomen zijn ze immers op deze dimensies te zien. De grafieken met betrekking tot de indicatoren geven niet de score van de indicator zelf weer, maar de bijdrage van een bepaalde indicator aan de ontwikkeling van de score van de Leefbaarometer, zodat de scores van de verschillende indicatoren en verschillende grafieken onderling vergelijkbaar zijn. Met andere woorden, een positieve score betekent altijd een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de Leefbaarometer en een negatieve score een negatieve bijdrage. Bijvoorbeeld: een positieve score op de indicator niet-werkende werkzoekenden betekent dat de werkloosheid is gedaald. Een lagere werkloosheid betekent immers een betere score op de Leefbaarometer. En een positieve score op de indicator aandeel hoogopgeleiden betekent dat dit aandeel is toegenomen. Het belang van deze stappen is om een relatie tussen het gevoerde beleid en de ontwikkelingen in de aandachtswijk en het zoekgebied te kunnen leggen. Als die er niet is, is het niet waarschijnlijk dat een waterbedeffect heeſt bijgedragen aan de negatieve ontwikkeling in het zoekgebied. Ontwikkelingen in de zoekgebieden De belangrijkste stap die gezet moet worden om eventuele waterbedeffecten te ontdekken is een verkenning van de zoekgebieden. Om te beginnen wordt de ontwikkeling van de relevante indicatoren uit de dimensies bevolkingssamenstelling en/of veiligheid getoond. Alleen de indicatoren die mogelijk op een waterbedeffect duiden worden afgebeeld. Ook hier wordt in de grafieken gewerkt met de bijdrage die de indicatoren hebben geleverd aan de ontwikkeling van de score van de Leefbaarometer. Verder worden de scores steeds gepresenteerd als afwijking van de gemiddelde score van Nederland in 2008. De ontwikkeling op de indicatoren wordt voor de potentiële ontvangstgebieden in de drie typen zoekgebied gepresenteerd. Verhuizingen De Leefbaarometer is geen causaal model waarin de verbetering in het ene gebied in verband kan worden gebracht met een verslechtering in het andere gebied. Om toch een relatie te leggen tussen de aandachtswijk en de zoekgebieden wordt een verhuisanalyse uitgevoerd. Er wordt gekeken naar de relatieve omvang van de instroom vanuit de aandachtswijk(en) naar drie typen gebied: de potentiële ontvangstgebieden, gebieden rond het omslagpunt ‘early warning’ en gebieden rond het omslagpunt ‘early early warning’. Om de verhuisstromen in beeld te brengen wordt in vijf van de zes cases gebruikgemaakt van verhuisgegevens vanuit de sociale Hoofdstuk 4 Cases 59 Pagina 60

Pagina 62

Scoor meer met een web winkel in uw relatiemagazines. Velen gingen u voor en publiceerden edities online.

Waterbedeffecten van het wijkenbeleid - 2008-2010 (eerste herhalingsmeting) Lees publicatie 2Home


You need flash player to view this online publication