kans dat een ontwikkeling elders in de stad betrekking heeſt op een andere aandachtswijk of het aanliggend gebied daarvan. Deze ontwikkelingen zijn in de vorige paragraaf al beschreven. Allereerst worden de ontwikkelingen in het zoekgebied rest van de stad beschreven. Vervolgens wordt afzonderlijk op de zes gedefinieerde indicaties gezocht naar aanwijzingen voor mogelijke waterbedeffecten in de rest van stad. Voor iedere indicatie kan in principe blijken dat er aanwijzingen zijn dat waterbedeffecten zijn voorgekomen in het zoekgebied rest van de stad. In Figuur 16 is te zien dat in drie steden het gebied buiten de aandachtswijken en het aanliggend gebied een duidelijk negatieve leefbaarheidsontwikkeling – ten opzichte van het regionaal gemiddelde – heeſt doorgemaakt. Het gaat hier om Eindhoven, Nijmegen en Schiedam. In het merendeel van de steden is de ontwikkeling in het zoekgebied ‘elders in de stad’ positief geweest (ten opzichte van de regio). In eerste instantie lijkt hier weinig aan de hand, in ieder geval als het gaat om systematische waterbedeffecten. Ontwikkeling bevolkingssamenstelling en veiligheid In Eindhoven, Nijmegen en Schiedam is de ontwikkeling van de sociaaleconomische bevolkingssamenstelling de belangrijkste achtergrond van de neergaande leefbaarheidstrend elders in de stad, zo laat Figuur 18 zien. In Eindhoven is daar bovenop ook nog een kleine verslechtering van de veiligheidssituatie te zien. Deze is wel de grootste van alle steden. Opvallend is dat ook in Enschede en Zaanstad elders in de stad een relatief sterke negatieve ontwikkeling van de sociaaleconomische bevolkingssamenstelling is te zien, terwijl de totale leefbaarheid nauwelijks is veranderd (zie Figuur 18). De ontwikkelingen van de andere dimensies zijn hier blijkbaar dusdanig geweest dat deze ongunstige ontwikkeling niet heeſt gezorgd voor een sterke leefbaarheidsdaling. Verhouding tussen ontwikkeling aandachtswijken en gebieden elders in de stad (indicatie 1a) Een negatieve ontwikkeling van het aanliggend gebied is niet de enige indicatie van een waterbedeffect. Het kan ook om het relatieve verschil in ontwikkeling tussen de aandachtswijk en het gebied ‘elders in de stad’ gaan. Uit Figuur 19 blijkt echter dat er geen andere steden zijn, dan in de vorige analyse reeds genoemde, waar deze tweede indicatie voor geldt. Ook opvallend is dat geen enkele combinatie van (beste ontwikkelde) aandachtswijk en zoekgebied elders in de stad zich in het kwadrant rechtsonder bevinden. Er zijn dus geen gevallen waar een duidelijke verbetering van de leefbaarheid in een aandachtswijk samengaat met een duidelijke verslechtering van de leefbaarheid elders in de stad. Uiteindelijk blijkt uit deze figuur dat alleen de drie steden met een duidelijk negatieve ontwikkeling (Schiedam, Nijmegen en Eindhoven) zich onder de oranje selectielijn bevinden. Voor deze drie steden zijn dus aanwijzingen gevonden dat een waterbedeffect in het zoekgebied rest van de stad is voorgekomen. Deze figuur laat ook zien dat er gemiddeld gesproken een positieve samenhang lijkt te zijn tussen de ontwikkeling in de aandachtswijk en de ontwikkeling elders in de stad. Een systematisch waterbedeffect vanuit de aandachtswijken naar gebieden elders in de stad lijkt met andere woorden niet te hebben plaatsgevonden. Hoofdstuk 3 Op zoek naar potentiële waterbedeffecten 39 Pagina 40

Pagina 42

Heeft u een onderwijs catalogus, page flip flash of web presentaties? Gebruik Online Touch: rapport online zetten.

Waterbedeffecten van het wijkenbeleid - 2008-2010 (eerste herhalingsmeting) Lees publicatie 2Home


You need flash player to view this online publication