1.1 De wijkaanpak De laatste 15 jaar staat de leefbaarheid van wijken hoog op de politieke agenda. Beleidsprogramma’s als het Grotestedenbeleid (GSB), het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en de 56-wijkenaanpak trachtten de leefbaarheid in de kwetsbare wijken aan te pakken. In 2006 klonk in de ‘Toekomstverkenning Stedelijke Vernieuwing’ de noodklok: in veertig kwetsbare wijken was de kwaliteit van de leefomgeving door een cumulatie van sociale, fysieke en economische problemen dermate achtergebleven bij de rest van de stad, dat de Rijksoverheid sterker ingrijpen noodzakelijk achtte. De toenmalige programmaminister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) stuurde in juli 2007 het ‘actieplan Krachtwijken: van aandachtswijk naar krachtwijk’ naar de Kamer.1 Centrale doelstelling van het daarin geformuleerde beleid was om de maatschappelijke problemen in de veertig geselecteerde aandachtswijken te bestrijden en de positie van de lokale bewoners te verbeteren. In acht tot tien jaar na de aſtrap van deze beleidscyclus moesten deze wijken weer “prettige woon-, werk-, leer- en leefomgevingen zijn. Met meer mensen aan het werk, meer gediplomeerde jongeren, meer veiligheid en betere woningen.” Gemeenten, corporaties, maatschappelijke instanties en burgers stelden– aansluitend op het actieplan Krachtwijken - zogenaamde wijkactieplannen voor de veertig wijken op. Die wijkactieplannen dienden zich te richten op de dominante problematiek in de wijk, waarbij in elk geval aandacht werd gevraagd voor de vijf centrale thema’s wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Daarbij moest ook de verbinding worden gelegd tussen de fysieke aanpak van de woningvoorraad en de sociaaleconomische situatie en veiligheid, zo was de eis. Logischerwijs sloten de wijkactieplannen aan op de activiteiten die al eerder waren ingezet in deze wijken. Op basis van de wijkactieplannen werden vervolgens overeenkomsten - charters genaamd - opgesteld waarin de inzet van het Rijk en de gemeente werd verwoord. De laatste werd in juli 2008 gesloten. 1.2 Monitoring van de wijkaanpak Het Rijk volgt de voortgang van het wijkenbeleid met verschillende instrumenten. Het CBS publiceert de zogenaamde ‘Outcomemonitor aandachtswijken’ waarmee op een veelheid aan thema’s de ontwikkeling van de aandachtswijken wordt gevolgd.2 Het SCP heeſt in de recente publicatie ‘Wonen, wijken en interventies’ met behulp van longitudinaal onderzoek de positie van de bewoners van de veertig wijken in beeld gebracht.3 Ook met behulp van de Leef baaro meter is de voortgang van de leefbaarheid in de veertig wijken te volgen.4 Het algemene beeld dat uit de verschillende onderzoeken naar voren komt, is dat de leefbaarheid in de veertig wijken de laatste jaren iets is verbeterd en dat de aandachtswijken zelfs een deel van de achterstand op de (overwegend gunstige) woon- en leefsituatie waar de meeste Nederlanders in verkeren hebben ingehaald.5 Effecten van de wijkaanpak buiten de veertig wijken Hoewel de aanpak van de veertig wijken op zichzelf van belang is, is ook al vrij snel opgemerkt dat die inspanningen wel eens tot onbedoelde negatieve effecten op andere wijken en buurten zouden kunnen leiden.6 De aanpak van bijvoorbeeld drugsoverlast in een aandachtswijk zou ervoor kunnen zorgen dat de problemen in dat gebied worden opgelost. Maar het kan er ook voor zorgen dat diezelfde drugsoverlast zich verplaatst naar een naburige wijk. Het probleem is op stedelijk niveau dan niet verdwenen, maar alleen verplaatst - en dus niet opgelost. Ook de sloop van woningen kan voor een verplaatsing van leefbaarheidsproblemen zorgen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als de concentratie van bewoners waarvan de aanwezigheid samenhangt met leefbaarheidsproblemen, als gevolg van sloop en geconcentreerde herhuisvesting verschuiſt van het ene gebied naar het andere. Of de beleidsmatige aandacht voor de veertig wijken tussen 2006 en 2008 voor (negatieve) waterbedeffecten heeſt gezorgd, is voor het eerst onderzocht in ‘Waterbedeffecten van het wijkenbeleid: nulmeting’.7 Die studie had betrekking op de periode voorafgaand aan de aanpak van de veertig wijken. Belangrijkste conclusie uit de nulmeting was dat er toen nog geen systematisch (negatief) waterbedeffect bestond vanuit de veertig wijken, maar dat er in specifieke gevallen wel aanwijzingen waren dat een waterbedeffect (verplaatsing van problemen uit een of meer van de veertig wijken) heeſt bijgedragen 2 CBS, ‘Outcomemonitor Wijkenaanpak: eerste voortgangsrapportage’, Den Haag/Heerlen, 2010. 3 Wittebrood, K. en M. Permentier, ‘Wonen, wijken en interventies: Krachtwijkenbeleid in perspectief’, SCP, Den Haag 2011. 4 www.leefbaarometer.nl 5 6 Zie ook Ministerie van BZK/WWI, ‘Buurtleefbaarheid beschreven: Ontwikkelingen in de veertig aandachtswijken’, RIGO i.o.v. BZK/WWI, 2010. Waarop de minister voor WWI aan de Kamer liet weten dat het optreden van eventuele waterbedeffecten zou worden gevolgd (Aanpak Wijken, Brief van de minister voor WWI aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2007–2008, 30 995, nr. 45). 1 Ministerie van VROM/WWI, ‘actieplan Krachtwijken: van aandachtswijk naar krachtwijk’, Den Haag, juli 2007. 8 7 Leidelmeijer, K., R. Schulenberg en A. Bogaerts, ‘Waterbedeffecten van het wijkenbeleid: een nulmeting’, RIGO i.o.v. VROM/WWI, 2009. Waterbedeffecten van het wijkenbeleid Waterbedeffecten van het wijkenbeleid Pagina 9

Pagina 11

Interactieve evakblad, deze clubblad of boek is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het bladerbaar maken van e-lesmateriaal.

Waterbedeffecten van het wijkenbeleid - 2008-2010 (eerste herhalingsmeting) Lees publicatie 2Home


You need flash player to view this online publication